Eiseres is van Marokkaanse nationaliteit en is in december 2018 met haar zoon, van Nederlandse nationaliteit, naar Nederland gekomen. Ze is in het bezit van een verblijfsvergunning ex art. 20 VWEU o.g.v. het arrest Chavez
De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen recht heeft op maatschappelijke opvang en noodopvang o.g.v. de Wmo.
1. De rechtbank (rb) overweegt dat eiseres en haar zoon geen recht hebben op maatschappelijke opvang. De gemeente mag het beleid voeren dat zij alleen mensen toelaat tot de maatschappelijke opvang, die beperkt zelfredzaam zijn op meerdere leefgebieden. De GGD heeft de zelfredzaamheid van eiseres onderzocht op de leefgebieden verslaving middelen, somatische en psychische bijzonderheden, veiligheid en justitie, en steun vanuit de zorg en heeft geconcludeerd dat zij voldoende zelfredzaam is. De gemeente kwam dus na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie dat eiseres een vrouw is met een huisvestingsprobleem, die zich op andere levensgebieden zelf kan redden en staande kan houden in de maatschappij. De enkele omstandigheid dat zij geen woning kan vinden, is daartoe onvoldoende.
2. De rb is allereerst van oordeel dat de brief van de wethouder van 5 juni 2019 niet kan worden aangemerkt als beleid, omdat niet is gebleken dat deze op de juiste manier officieel bekend is gemaakt. Voorts is de vaste gedragspraktijk van de gemeente, zoals neergelegd in deze brief, in strijd is met art. 20 VWEU.
De gemeente kan de noodopvang van remigrantengezinnen met gezinsleden die de nationaliteit hebben van een EU-lidstaat niet beëindigen om de reden dat zij zouden kunnen terugkeren naar hun land van herkomst buiten de EU. Uit de arresten Chavez en Zambrano volgt immers dat kinderen die de nationaliteit hebben van een EU-land, feitelijk niet gedwongen kunnen worden de EU te verlaten. EU-burgers hebben in dit kader ook recht op een minimum aan sociale voorzieningen, dus niet alleen op bijstand en kinderbijslag, maar ook op de algemene voorziening noodopvang. De noodopvang is immers bedoeld als humanitaire ondergrens wat betreft het recht op onderdak voor gezinnen. De gemeente maakt onderscheid tussen de sociale voorziening noodopvang en sociale voorzieningen zoals bijstand, kinderbijslag en de maatwerkvoorziening opvang. De rb vindt dit onderscheid niet gerechtvaardigd. Het gaat immers om de vraag of de voorziening van de staat nodig is voor het kind om een menswaardig bestaan te leiden in de EU en het kind het niet uiterst moeilijk, dan wel feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, zijn of haar verblijfsrecht uit te oefenen. Door de voorziening noodopvang, die de ouders van andere Nederlandse kinderen ook ontvangen, te beëindigen, werden eiseres en haar zoon dakloos.
Beroep gegrond.
Bron: 08-06-2021, Rb Amsterdam (mk), AMS 19/6638, ECLI:NL:RBAMS:2021:2978.