Verkrijging van het Nederlanderschap door Ranov-vergunninghouders
Jongvolwassenen In mijn brief van 26 april 2021 heb ik u bericht over de beleidswijziging van 1 juni jl. ten behoeve van de niet-genaturaliseerde Ranov-vergunninghouder die als minderjarige samen met zijn ouder(s) of
zelfstandig een Ranov-vergunning heeft gekregen, en inmiddels meerderjarig is. De brief stelt dat alleen bij naturalisatie sprake is van vrijstelling van het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit. Na verzending van de brief is vastgesteld dat de opgenomen formulering te beperkt is.
Beoogd is een vrijstelling voor het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit in zowel de optie- als de naturalisatieprocedure. De brief had moeten vermelden: ‘c) van de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit [en daarvan een bewijsstuk te overleggen].’
Overige Ranov-vergunninghouders
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Van Ojik (GroenLinks), Jasper van Dijk (SP) en Kuiken (PvdA) (ingezonden 14 januari 2021 met kenmerk 2021Z00586) heb ik het WODC gevraagd om onderzoek te doen naar mogelijke belemmeringen die Ranov-vergunninghouders ondervinden bij
naturalisatie en te onderzoeken in hoeverre er meer van hen gevraagd wordt dan redelijkerwijs van hen verwacht kan worden. Een actueel beeld is noodzakelijk om tot een zorgvuldig afgewogen beslissing te komen. Inmiddels is het WODC/IND-onderzoek afgerond, de uitkomsten van dit onderzoek vindt u in de bijlage. Op basis van dit onderzoek met actuele cijfers en inzichten heb ik een besluit genomen over het beleid.
Het inmiddels afgeronde onderzoek brengt in kaart hoeveel van de oorspronkelijke Ranovvergunninghouders (ca. 28.000 personen) momenteel Nederlander is (60%), afgewezen is voor naturalisatie (3%), nog nooit een naturalisatieverzoek heeft ingediend (36 %) of in een naturalisatieprocedure zit (1%). Circa 2.000 personen van de oorspronkelijke groep zijn overleden,
hebben Nederland verlaten of hebben geen geldige verblijfsvergunning meer.
Onderzocht is welke belemmeringen voor het indienen van een naturalisatieverzoek zijn te identificeren voor Ranov-vergunninghouders. Het slot van het als bijlage met deze brief meegestuurde WODC/IND-rapport vat de onderzoeksresultaten als volgt samen: ‘Uit verschillende onderzoeken gedaan tussen 2014-2017 kwam naar voren dat de documenteneis verreweg het
grootste obstakel vormde voor nog niet genaturaliseerde Ranov-vergunninghouders om een verzoek tot naturalisatie in te dienen. Sindsdien zijn er geen grote beleidswijzigingen doorgevoerd en zonder geldig paspoort en/of geboorteakte is het ook in 2021 nog steeds moeilijk om te naturaliseren. De IND geeft aan dat voor de meeste landen in theorie documenten te verkrijgen zijn. In de praktijk is dit echter niet altijd mogelijk. Dat zal in sommige gevallen te wijten kunnen zijn aan eerder verkeerd verstrekte gegevens, maar heeft in andere gevallen te maken met tegenwerkende autoriteiten (die
zonder documenten personen niet als onderdaan erkennen) of angst naar het land van herkomst af te reizen. Voor mensen voor wie dit geldt, betekent dit in de praktijk dat zij momenteel zeer beperkt perspectief hebben op het Nederlanderschap terwijl zij hier al meer dan 20 jaar wonen.’
Nederland gevestigde personen op te heffen (zie tevens Kamerstuk 19637, nr. 2709 en Kamerstuk 32317, nr. 689). Ik zie op grond van de nderzoeksresultaten en op grond van de specifieke en uitzonderlijke omstandigheden van deze groep reden om tevens de overige Ranovvergunninghouders in de optie- en naturalisatieprocedure vrij te stellen van:
a) het overleggen van een geldig buitenlands paspoort (of anderszins een bewijs van het actuele bezit van een vreemde nationaliteit) en b) het overleggen van een (buitenlandse) geboorteakte/geboorteregistratiebewijs en
c) indien van toepassing van de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit [en daarvan een bewijsstuk te overleggen].
De overige naturalisatievoorwaarden gelden onverminderd, zoals de voorwaarden omtrent openbare orde en nationale veiligheid. Daaronder valt de bij naturalisatie (ook) bestaande regel dat indien de IND twijfel heeft aan de gestelde persoonsgegevens en/of nationaliteit het naturalisatieverzoek wordt afgewezen. Deze regel geldt ook bij naturalisatieverzoeken van asielgerechtigden, die uit de aard van de zaak geen documenten hoeven te overleggen uit het land tegen wiens autoriteiten zij bescherming hebben gekregen.
Mijn besluit wordt geformaliseerd met een daartoe strekkende aanpassing van het beleid in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Deze aanpak is uitdrukkelijk beperkt tot de groep Ranov-zaken, ook in het licht van de herhaalde onderzoeken die
hiernaar zijn gedaan. Voor overige zaken blijft onverkort het huidige beleid en de bestaande voorwaarden gehandhaafd.
Om de uitvoerende instanties, waaronder ook gemeentes, voldoende gelegenheid te geven de werkprocessen aan te passen en de dienstverlening hiervoor in te richten (onder meer ten behoeve van de registratie van deze groep), zal deze beleidswijziging per 1 november 2021 worden ingevoerd.
In verband met de beleidsaanpassing die op 1 november 2021 in werking zal getreden, zal tijdelijk niet beslist worden op een naturalisatieverzoek van iemand die op of na 1 november 2021 zou zijn vrijgesteld en aan de overige voorwaarden voldoet.
Bron: brief van de Staatssecretaris van Justitie dd. 7-7-2021.